enveloppe icoon facebook zoeken

Uw levensverhaal in boekvorm

Bent u benieuwd naar uw eigen levensverhaal op basis van het Dierenriemmodel? Jeroen Visbeek schrijft uw persoonlijke levensverhaal voor de aantrekkelijke prijs van € 390. Lees meer …

boekomslag levensverhaal

Met het Dierenriemmodel duidt Jeroen Visbeek allerlei levenscycli met de cyclus van de twaalf dierenriemtekens. Het is een universeel levensverhaal met een geboorte, groei, volwassenheid, ouderdom; in Ram wordt iets geboren, in Stier gaat het aarden, Tweelingen is de leertijd enzovoort ... tot en met het sterven in Vissen. Dit levensverhaal is hier te lezen voor uiteenlopende onderwerpen.

Schaalgrootte van dorpen en steden

NATUURLIJKE GROEPEN: (ZIE ARTIKEL IN BOVENSTAAND MENU)
1 Ik
2 Intieme relatie
3 – 4 Echte vriendschappen
5 – 7 Hechte groep
8 – 12 Structuurgroep
13 – 21 Clustergroep
21 – 55 Kleine stam
55 – 89 Middelgrote stam (horde)
89 – 144 Grote stam
DOOR TECHNIEK AFHANKELIJKE GROEPEN > DORPEN EN STEDEN
144 – 377 Gehucht
377 – 987 Kerkdorp
987 – 2.584 Vlek
2.584 – 6.765 Klein streekdorp of buurt in een stad
6.765 – 17.711 Middelgroot streekdorp of wijk
17.711 – 46.368 Groot streekdorp of stadsdeel
46.368 – 121.393 Provinciestad
121.393 – 317.811 Provinciehoofdstad
317.811 – 832.040 Nationale stad
832.040 – 2.178.309 Hoofdstad: agglomeratie met één stadskern
2.178.309 – 5.702.887 Continentstad:meerdere stadskernen
5.702.887 – 14.930.352 Metropool: stedelijk landschap
14.930.352 – 39.088.169 Clusterpolis: 1 metropool
39.088.169 – 102.334.155 Megalopolis: meerdere metropolen
102.334.155 – 267.914.296 Deltapolis

In de bovenste negen rijen staan de eerste negen getallen van de Fibonaccireeks en hiermee kunnen we sociale groepen mee indelen die het leven in de steentijd bepaalde. (zie bovenstaand artikel)

Boven een groepsgrootte van 144 mensen moet de mens zich met behulp van techniek met landbouw gaan voeden met als gevolg dat hij zich (semi)permanent vestigt in dorpen en steden. In groepsgroottes boven de 144 sla ik steeds één getal in de Fibonaccireeks over. Van een enkel individu naar de grootste groep van de deltapolis (268 miljoen) onderscheid ik 24 niveaus en in de Fibonaccireeks zijn dit 40 stappen.

De rij van Fibonacci gebruik ik als een classificatiesysteem voor nederzettingen. Het uitgangspunt is getal 144 (tiende getal in de reeks) gevolgd door het zesde daaropvolgende getal van de Fibonaccireeks.

144 2584 46363 832040 14930352

Met deze reeks classifeer ik de nederzettingen als volgt:

  • streek > streekdorp 144 - 2584 inwoners
  • provincie > provincieplaats 2.584 - 46.363 inwoners
  • land > nationale stad 46.363 - 832.040 inwoners
  • continent > internationale stad 832.040 - 14.930.352 inwoners
  • wereld > wereldstad meer dan 14.930.352 inwoners

De classificatie is gebaseerd op de huidige stand van de wereldbevolking; vroeger waren de dorpen en steden kleiner.

Met deze indeling ligt de ondergrens van een dorp bij 144 inwoners en bij 2584 inwoners gaat het streekgebonden karakter van een dorp over naar een functie op de schaal van de provincie. Het Friese dorp Wommels is met 2200 inwoners streekgebonden en de Friese stad Bolsward is met 9600 inwoners georiënteerd op de provincie. Ook Sneek (33.000) en Heerenveen (30.000) hebben een provinciaal karakter, Drachten (45.000) balanceert op de grens tussen provinciaal en landelijk en Zwolle (120.000) en Leeuwarden (95.000) hebben een nationale betekenis. Nederland telt ongeveer tachtig steden met een landelijk karakter waarbij ik de voorsteden en satellietsteden zoals Capelle aan den IJssel en Leidschendam-Voorburg niet meetel omdat ik deze meereken bij het inwoneraantal van de kern van een agglomeratie. Bij meer dan 830.000 inwoners krijgt een stad een internationaal karakter en de drie volwaardige internationale steden van Nederland zijn Amsterdam, Rotterdam en Den Haag (1,4, 1,3 en 1,0 miljoen). Eindhoven heeft 225.000 inwoners maar de ‘Metropoolregio Eindhoven’ (een bestuurlijke samenwerking tussen 21 gemeenten) komt met 740.000 inwoners in de buurt van een internationaal karakter. Ook het stadsgewest Utrecht komt met ca. 630.000 inwoners in de buurt van de internationale grens maar de grens van 830.000 bepaalt toch dat Eindhoven en Utrecht een internationale allure ontberen.

Binnen de grove classificatie van streek, provincie, land, continent en wereld, maak ik een verfijning met de toevoeging klein, middelgroot en groot. Dit doe ik door één getal in de rij over te slaan - in plaats van zes getallen overslaan. Voor de streek geldt de volgende rij en de vetgedrukte getallen zijn bepalend voor de verdeling van klein, middelgroot en groot:

144 233 377 610 987 1597 2584
Klein streekdorp: 144-377
Middelgroot streekdorp: 377-987
Groot streekdorp: 987-2584

De indeling is tijdgeboden; in de Middeleeuwen
had Amsterdam met 1000 inwoners al stadsrechten.
Uitdam vogelvlucht

Het gehucht Uitdam aan het Markermeer heeft tussen de 160 en 190 inwoners. Desondanks heeft het dorpje wel een eigen kerkje.

Ransdorp vogelvlucht

Ransdorp was in de zestiende eeuw een welvarende middelgrote plaats waar veel zeelieden woonden en daar heeft het zijn relatief grote kerk aan overgehouden. Het middelgrote dorp heeft tegenwoordig 1022 inwoners en heeft een beschermd dorpsgezicht.

Broek in Waterland vogelvlucht

Broek in Waterland zit met 2388 inwoners op de rand van een groot dorp; er is wel nieuwbouw maar nog geen echte nieuwbouwbuurt en de grote bedrijven zijn gevestigd in één straat. ‘Broek’ heeft een beschermd dorpsgezicht en er zijn plannen om de provinciale weg N247 - die het dorp in tweeën snijdt – te verdiepen in een tunnelbak.

Een dorp tussen de 144 en 377 is klein (Uitdam), een middelgroot dorp tussen de 377 en 987 inwoners (Ransdorp) was vroeger groot genoeg voor een kerk en een groot dorp met meer dan 987 inwoners (Broek in Waterland) had vroeger voldoende ‘massa’ voor een markt of een andere streekfunctie.

Voorbij de 2600 inwoners verliest een dorp zijn kleinschalige streekkarakter. Plaatsen met meer dan 2600 inwoners vervullen een functie in de provincie. Provincieplaatsen bestaan uit verschillende buurten en vaak hebben ze een industrieterrein en nieuwbouwwijk met soms zelfs flats.

De dorpsgrens van 2600 heeft te maken met de overzichtelijkheid van een gemeenschap. Niet toevallig zien we de dorpse schaal (144-2600) terugkomen in de stad in de schaalgroottes van scholen, verenigingen, theaters, hotels, flatgebouwen, instellingen, kantoren, fabrieken en kerken. De kleine schaal (144-375) is gemoedelijk, op de middelgrootte schaal (375-1000) is er een voordeel van schaalgrootte maar iedereen kent elkaar nog bij naam en gezicht en bij de grootste schaal (1000-2600) komen de grenzen van de menselijke maat in zicht. Zo is het Amsterdamse Theater de Engelenbak met 120 zitplaatsen een broedplaats voor onbekend talent, De Kleine Komedie is met 500 stoelen een typisch middentheater dat optimaal functioneert als podium voor aanstormend en doorstromend talent en Theater Carré is met 1750 zitplaatsen het podium voor de grootste artiesten.

Middenbeemster distributiecentrum

De schaal van een distributiecentrum in Middenbeemster (3.628 inwoners) is stedelijk maar er is met de houten gevelbekleding rekening gehouden met het landelijke en historische karakter van Middenbeemster. Een deel van Middenbeemster heeft een beschermd dorpsgezicht en er staan in het dorp tientallen rijksmonumenten.

Flats Wwageningen

De studentenstad Wageningen heeft met 37.600 inwoners toch al een grootstedelijk karakter. De hoge flats zijn tot ver in de landelijke omgeving zichtbaar.

2584 4181 6765 10946 17711 28657 46368

Kleine provincieplaats: 2584-6765
Middelgrote provincieplaats: 6765-17711
Grote provincieplaats: 17711-46358

De provincieplaatsen kunnen volgens dezelfde methode worden verdeeld. Een kleine provincieplaats is Middenbeemster (3.628), een middelgrote provincieplaats is Zandvoort (16.682) en een grote provincieplaats is Harderwijk (45.786). Deze schaal komt overeen met het inwoneraantal van een middeleeuwse stad en in de moderne steden komt deze schaal terug in de indeling in de buurt, wijk en stadsdeel. In het leger komt de indeling 2.600-18.000-46.000 overeen met de grootte van een brigade, divisie en legerkorps. De bovengrens van de provincieplaats is een aantal mensen waar we ons nog een voorstelling van kunnen maken.

Tegenwoordig kunnen we met onze technologie miljoenen mensen een evenement ‘bijwonen’, maar de natuurlijke grens van massabijeenkomsten ligt meer in de buurt van de 50.000. Dat was het aantal toeschouwers die pasten in het Colosseum. In het voormalige World Trade Center in New York werkten dagelijks 50.0000 mensen.

Tot de 50.000 inwoners heeft een stad een overzichtelijke indeling van buurten (tot 2600 inwoners), wijken (tot 18.000 inwoners) en stad. Een provincieplaats tot 50.000 inwoners is goed beloopbaar, zeker als men in ogenschouw neemt dat vroeger de steden veel compacter waren. In een stad met deze omvang loop je in het centrum nog bekenden tegen het lijf. Dat geeft de provinciestad een gemoedelijke sfeer. Op wijkniveau zijn er winkels, scholen en een bibliotheek, op stadsniveau is er een station, een bioscoop, ziekenhuis en dat vaak allemaal in enkelvoud; overzichtelijk dus.

Het onderscheid dat we tegenwoordig maken tussen het platteland en de stad ligt bij een inwoneraantal van ongeveer 50.000. Tegenwoordig kan een plaats probleemloos de 50.000-grens passeren maar in het verleden was dit een moeilijk te nemen horde. De eerste grote steden in Mesopotamië in het derde millennium voor Christus bleven steken op ongeveer 50.000 inwoners. Groter was niet mogelijk; integendeel, aan het einde van de Late Bronstijd kwam er een periode van verval. Veel steden in het oostelijke Middellandse Zeegebied gingen rond 1200 v.Chr. in vlammen op. Zo gingen de rijken van de Hettieten in Anatolië en Mitanni ten onder, terwijl het Egypte van het Nieuwe Rijk en Assyrië in verval raakten. De val van Troje speelt zich ook in deze tijd af.

Om de grens van provincie naar staat te doorbreken waren er innovaties nodig. Rond 1200 v.Chr. begon men in Griekenland, de Levant en India met de bewerking van ijzer. Andere nieuwigheden waren de filosofie, het alfabet, cijfers en landmeetkunde. De Etrusken hakten tunnels uit en legden riolering aan en de Romeinen perfectioneerden deze kunst. Dankzij deze technieken en innovaties bouwden de Romeinen met de hulp van hun bouwmeesters en civiel ingenieurs hun rijk en groeide Rome tot één miljoen inwoners. Voor de aanvoer van vers drinkwater bouwden de Romeinen hun beroemde aquaducten. Dankzij nieuwe technieken kon de sprong naar een stad met honderdduizenden inwoners worden gemaakt.

Bij de opschaling van 50.000 naar 830.000 moesten de Romeinen een probleem met de hygiëne oplossen en dit probleem manifesteerde zich in de negentiende eeuw opnieuw toen de Europese steden uit hun middeleeuwse korset barstten en gingen groeien. Opnieuw moest de aanleg van riolering en waterleiding het hygiëneprobleem worden opgelost.

46368 75025 121393 196418 317811 514229 832040

Kleine nationale stad: 46368-121393
Middelgrote nationale stad: 121393-317811
Grote nationale stad: 317811-832040

Steden tussen de 46.000 en 830.000 inwoners noem ik nationale steden en deze kunnen met de gebruikte methode worden verdeeld in klein (46.000-120.000), middelgroot (120.000-320.000) en groot (320.000-830.000). Voorbeelden van kleine landsteden zijn Assen, Venlo, Delft, Deventer, Leeuwarden. Op deze schaalgrootte zien we de overgang van een dorp naar een stad want Hilversum is met 85.000 inwoners nog dorps en Maastricht is met 120.000 inwoners een stad. Er zijn uitzonderingen: de studentenstad Wageningen (36.000 inwoners) heeft een grotere landelijke betekenis dan het dorpse Apeldoorn met 160.000 inwoners. Alle plaatsen met meer dan 46.368 inwoners hebben een nationale betekenis en hebben allemaal een station. Drachten is met 45.068 inwoners de grootste plaats zonder enige vorm van spoorvervoer in de buurt.

De middelgrote steden (120.000-320.000) van Nederland zijn Tilburg, Groningen, Breda, Nijmegen, Enschede, Apeldoorn, Haarlem, Arnhem, Amersfoort, ’s-Hertogenbosch, Zwolle, Maastricht, Dordrecht, Leiden. Tot slot heeft Nederland nog twee grote nationale steden (320.000-830.000): Utrecht en Eindhoven. De middelgrote en grote nationale steden bieden een draagvlak voor hoogwaardigere voorzieningen zoals universiteiten, academische ziekenhuizen en theaters.

In de nauwste bepaling zijn Den Haag (515.076), Rotterdam (625.472) en Amsterdam (825.080) ook grote nationale steden maar een stad houdt in onze beleving niet op bij de gemeentegrenzen; zij loopt door in haar voor- en satellietsteden en deze tel ik dan bij het inwoneraantal op waarmee Den Haag, Rotterdam en Amsterdam in de hogere categorie zitten van de internationale stad.

Leeuwarden vogelaarwijk Schieringen

De vogelaarwijk Schieringen in Leeuwarden is de slechtste buurt voor opgroeiende jeugd in Nederland. Schoolverzuim, kindermishandeling, jeugdwerkloosheid en criminaliteit komen er het meest voor.

schaalvergroting van dorp naar stad autogebruik, verharde weg, autobezit

De relatie tussen het bebouwd terrein en het aantal auto’s en de weglengte. Kleine dorpen hebben relatief veel auto’s en weglengte.

De Britse wetenschapper Geoffrey West heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar het verschijnsel stad. Uit zijn onderzoek blijkt dat bij een verdubbeling van het aantal inwoners, de stad als geheel vijftien procent minder energie verbruikt per inwoner, vijftien procent minder infrastructuur (wegen, leidingen, pompstations) nodig is per inwoner en dat de creativiteit (patenten) met vijftien procent per inwoner stijgt, evenals het aantal restaurants en het gemiddelde inkomen per inwoner maar daar staat tegenover dat de vervuiling, het aantal griepgevallen, mensen met aids en de criminaliteit juist met vijftien procent toenemen. De stad versterkt het goede en het slechte in de mens. Er schijnt zelfs een relatie te zijn tussen het looptempo op straat en de grootte van de stad; hoe groter de stad, hoe sneller de mensen lopen.

Bij de middelgrote steden (120.000-320.000) begint zich iets te manifesteren wat bij de wereldsteden vaak schrijnend is: een groot verschil in rijkdom. Steden trekken zowel kansarme en kansrijke mensen aan waardoor de extremen tussen de paupers en de elite worden uitvergroot. Bij de middelgrote steden begint dit zichtbaar te worden in de probleemwijken. In het Nederlands Grotestedenbeleid wordt een grens van 95.000 inwoners gehanteerd om gericht de problemen met criminaliteit en overlast aan te pakken. Hieronder vallen 31 steden (voorsteden meegerekend).

Steden met meer dan 830.000 inwoners hebben tegenwoordig een internationaal karakter. Elke miljoenenstad heeft dan ook een internationale luchthaven. Een kenmerk van zulke steden is dat de voorsteden vaak zelfstandige gemeenten blijven waardoor men spreekt over een agglomeratie en omdat dit een nietszeggend woord is, gebruikt men soms het bijvoeglijke naamwoord – zoals ‘het Amsterdamse’ of ‘het Rotterdamse’ - om de agglomeratie te benoemen. Ook gebruikt men vaak het voorvoegsel ‘groot’: bij Groot-Amsterdam horen de o.a. Zaanstad, Purmerend, Haarlemmermeerpolder, Amstelveen en Almere. De grens van een agglomeratie is vaak moeilijk te trekken, maar een goede indicatie is het woon-werkverkeer en de verplaatsingen voor een bioscoop- of theaterbezoek. Mensen in Almere gaan nog wel winkelen in Amsterdam.

De grens van 830.000 inwoners was net als de 50.000-grens een hobbel die niet zomaar kon worden genomen. Het immense Romeinse Rijk was nodig om de stad Rome - met één miljoen inwoners – te kunnen voeden. De inwoners van Rome waren afhankelijk van de graantoevoer uit Noord-Afrika. De middelen hiervoor waren grootschalige landbouwbedrijven waar slaven werkten. Zeewaardige zeilschepen en galeien transporteren mensen en goederen en de enorme logistieke organisatie die hier voor nodig was, wisten de Romeinen in goede banen te leiden. Om alle delen van het rijk te bereiken werd er een uitgebreid wegennet gebouwd en een postdienst opgericht. Dit alles verviel in de Middeleeuwen en de grootte van de middeleeuwse stad viel weer terug onder de provinciale grens van 50.000.

Om echt door de magische grens van één miljoen te breken, moeten de boeren massaal naar de stad trekken en om dat mogelijk te maken moest de landbouw en huisnijverheid worden gemechaniseerd. In de pre-industriële tijd waren er nog heel veel mensen nodig om voedsel te produceren. Zonder tractor en kunstmest moeten er minimaal 6 boeren werken voor 1 stadsbewoner en dit begrensde de omvang van de steden. In Holland woonde in de zeventiende eeuw weliswaar de helft van de bevolking in de steden maar hierbij moet wel in rekening worden genomen dat het graan van de Hollanders uit Polen kwam. Tot het begin van de Industriële Revolutie gold het Romeinse plafond van ongeveer 1 miljoen inwoners.

Tussen 500 en 1800 n.C. was de grootste stad in de wereld waarschijnlijk het Chinese Hangzhou waar in 1300 vermoedelijk 1,5 miljoen mensen woonden. Bagdad telde in het jaar 1200 naar schatting een miljoen inwoners, Caïro had er rond die tijd een half miljoen en Córdoba was op het hoogtepunt van zijn welvaart in de elfde eeuw met een half miljoen inwoners de grootste stad van Europa, maar lange tijd stond in Europa Constantinopel op nummer één met 750.000 inwoners.
Pas na de uitvinding van stoommachines, tractors, dorsmachines, spin- en weefmachines werden de landarbeiders overbodig, verloren de boerenhuiswevers de concurrentie met de fabrieken en trokken ze in arren moede massaal naar de stad. De Industriële Revolutie doorbrak de verhouding van 6:1 waardoor er naar verwachting over honderd jaar zes op de zeven mensen in een stedelijk gebied woont.

De industriële miljoenensteden kampten al snel met een transportprobleem. Tussen 1600 en 1800 telde Europa slechts vier steden met meer dan 200.000 inwoners (waaronder Amsterdam) en in de relatief kleine niet-gemotoriseerde steden verplaatsten de stedeling zich hoofdzakelijk te voet waardoor de omvang van de steden beperkt was tot een halfuur gaans (circa drie kilometer). Toen de steden in de negentiende eeuw groeiden als kool boden de spoorwegen een oplossing. Hoewel de rol van de spoorwegen door de opkomst van de auto en het vliegtuig is gemarginaliseerd, zijn de stadsspoorwegen voor elke grote stad nog steeds van levensbelang. De Industriële Revolutie begon in Engeland en Londen had in 1863 de primeur van de eerste underground. De metro maakte de weg vrij voor de miljoenenstad. De stad New York kan alleen maar functioneren met zijn subway welke meer dan 5 miljoen passagiers per dag vervoert. De metro functioneert als de bloedsomloop van elke metropool. Alle internationale steden (meer dan 830.000) leiden aan een verkeersinfarct en ondanks de enorme kosten voor de aanleg, bouwt uiteindelijk elke miljoenenstad haar metronet. Ook de autostad Los Angeles opende de eerste metrolijn in 1990.

Skytrain in Bangkok

Corruptie, vertragingen en enorme kosten konden uiteindelijk niet verhinderen dat ook in Bangkok sinds 1999 de Skytrain rijdt. In 2004 volgde de eerste ondergrondse metro.

Toen na de Tweede Wereldoorlog de auto betaalbaar werd voor de middenklasse trokken veel gezinnen weg uit de stad naar de stillere buitenwijken en voorsteden, suburb genoemd in het Engels. Hierdoor breidden de steden zich over een groot oppervlak uit in de omgeving. En hoewel de mensen de stad ontvluchten werden zij geen ouderwetse plattelandsbewoners; ze blijven afhankelijk van de stad, waar ze werken, naar school gaan en winkelen. Met de suburbanisatie incorporeerde de stad grote delen van het omliggende land.

eindeloze suburbs

Een eindeloze suburb in de Verenigde Staten

china verstedelijking rukt op

Een bewoner weigerde zijn huis te verlaten voor de oprukkende stad in Chongqing in China. De financiële compensatie van de onteigening is in China laag en sommige bewoners beginnen een lange juridische procedure maar uiteindelijk wint altijd de modernisering.

Shanghai Nanpubrug

De moderne stad is ondenkbaar zonder het gemotoriseerde verkeer, Nanpubrug in Shanghai.

832040 1346269 2178309 3524578 5702887 9227465 14930352
Hoofdstad: 832.040 - 2.178.309
Continentstad: 2.178.309 – 5.702.887
Metropool: 5.702.887 – 14.930.352

De continentsteden hebben een betekenis voor het werelddeel
en Europese continentsteden kunnen we een europool noemen.
Er zijn – afhankelijk van hoe men precies telt – ongeveer 
vijftien europolen en dat zijn van klein naar groot: 
Wenen, Boedapest, Warschau, Hamburg, Birmingham, Kiev, 
Athene, Rome, Napels, Berlijn, Barcelona, Milaan, 
Sint-Petersburg, Madrid, Rijn-Ruhrgebied.

De Europese metropolen zijn Parijs, Istanboel, Londen en Moskou.

Tegenwoordig woont in de wereld ongeveer 1 op de 7 mensen in een stad met meer dan 2 miljoen inwoners.
De internationale steden hebben met de gebruikte methodiek drie schaalgroottes: hoofdstad, continentstad en metropool. Bij een inwoneraantal tussen de 830.000 en 2,2 miljoen spreek ik van een hoofdstad. Voorbeelden zijn Amsterdam, Dublin, Kopenhagen en Lissabon (hoofdsteden van Nederland, Ierland, Denemarken en Portugal), Antwerpen (hoofdstad van Vlaanderen), Turijn (hoofdstad van Piemonte), München (hoofdstad van Beieren).

De overgang van een hoofdstad naar een continentstad ligt bij de 2,2 miljoen inwoners en er is een opvallend verschil tussen deze twee categorieën. Een stad kan niet ongebreideld uitbreiden door er nieuwe wijken tegen aan te plakken. Het centrum heeft een bepaalde capaciteit: de ruimte tussen de bebouwing heeft beperkingen, een centraal station kan niet steeds worden opgeschaald, een historisch centrum is vaak klein en de afstanden tussen de buitenwijken en het centrum worden bij een bepaalde schaal te groot. Wanneer een stad groeit komt er een moment dat de stad gaat scheuren in twee of meer kernen. Zo’n verdeelde stad noem ik een continentstad en de grens van de deling ligt rond de 2,2 miljoen inwoners.

Alle steden met meer dan 2,2 miljoen inwoners hebben dus tenminste twee kernen. Vaak wordt de scheiding gevormd door een rivier die door het oude centrum loopt. Dit is het geval in Parijs, Moskou, en Londen. Een klassiek voorbeeld van een dubbelstad is hoofdstad van Hongarije: de plaatsen Boeda en Pest lagen aan weerszijden van de Donau en vormen tegenwoordig samen Boedapest. In Rome scheidt de Tiber de middeleeuwse stad van Vaticaanstad. Wanneer een rivier te klein is of ontbreekt, kan een groot park de scheidende functie overnemen. Berlijn is hier een goed voorbeeld van; de hoofdstad van Duitsland is met 3,5 miljoen inwoners een typische europool met twee kernen: in het westen ligt het stadshart van het voormalige West-Berlijn (Kurfürstendamm) en in het oosten ligt de historische stad in het voormalige Oost-Berlijn. De twee delen zijn gescheiden door het lommerrijke Tiergarten. New York heeft ook twee kernen: het zakencentrum Downtown (rond Wall Street) en Midtown met Times Square, Empire State Building, Rockefeller Center, Grand Central Terminal, Hoofdkwartier van de Verenigde Naties. Helaas ligt Central Park aan de verkeerde kant van Midtown maar de twee kernen zijn duidelijk zichtbaar in de skyline. De hoofdstad van India heeft ook twee kernen: het historische chaotische Delhi en het regeringscentrum New Delhi dat wordt gekenmerkt door brede boulevards en grote huizen. Wanneer steden (te) snel groeien zonder stedenbouwkundige supervisie, is de kans groot dat de kernen vormloos tegen elkaar groeien. Bangkok is hier een goed voorbeeld van: Rattanakosin (historisch centrum), Yaowarat en Phahurat (Chinatown), Silom (zakencentrum en uitgangsgebied), Siam Square (moderne centrum), Dusit (regeringscentrum), Sukhumvit (trendy en wild) lopen zonder visuele scheiding in elkaar over. Amsterdam legt met de ontwikkeling van de Zuid-As een kiem voor een tweede centrum. De enige Nederlandse dubbelstad is Den Haag met zijn historische centrum en de badplaats Scheveningen. De twee kernen zijn gescheiden door de Scheveningse Bosjes waaraan Madurodam en het Vredespaleis liggen.

Door de meerdere kernen heeft een miljoenenstad niet de typische vorm van een oude binnenstad met daaromheen een ring van voorsteden waarbuiten het platteland begint. Bij de hoofdstad (tot 2,2 miljoen) zie je aan de ouderdom en de bouwstijl en soms ook aan de bouwhoogte hoe ver je van het centrum bent. Een europool of de nog grotere metropool is met zijn meerdere kernen niet zoals een hoofdstad een stip op de kaart maar het is meer een stedelijk landschap waar open ruimtes en parken worden afgewisseld door gebouwde omgeving.

Luchtfoto Berlijn 1943 Luchtfoto Berlijn 2007

Het grote park Tiergarten (links van het midden) scheidt de twee kernen van Berlijn. Foto boven uit 1943, foto onder uit 2007

Parijs La Defense van de Arc de Triomphe.

Het historische centrum van Parijs werd altijd al gescheiden door de Seine maar in de jaren tachtig van de vorige eeuw kreeg Parijs een derde (zaken)centrum: La Défense. De ligging van de grootste kantorenwijk van Europa is formidabel: het ligt in het verlengde van de zogenaamde ‘historische as’ van Parijs, die vanaf het Louvre via de Place de la Concorde, de avenue des Champs-Élysées eindigde bij de Arc de Triomphe en met gevoel voor grandeur is doorgetrokken naar La Grande Arche de la Défense. De foto van La Grande Arche is genomen vanaf de Arc de Triomphe.

Warmtekaart van Parijs

Op kaart staat de gemiddelde temperatuur van Parijs om tien uur ’s avonds in de maanden mei, juni, juli en augustus. De temperatuur in het centrum ligt gemiddeld vijf graden hoger dan in het onbebouwde landelijke gebied.

De uitgestrekte stedelijke bebouwing heeft invloed op het lokale klimaat. Steden zijn meestal warmer dan het omringende platteland. Vooral steden met dicht opeengepakte hoge wolkenkrabbers vormen een soort warmte-eiland in het landschap. Door de mens veroorzaakte warmtebronnen zoals verkeer, verwarming en luchtvervuiling, dragen vooral ‘s winters bij aan de warmte. Het verschil in temperatuur kan in het centrum tijdens heldere en windstille nachten oplopen tot 4 graden voor een stad met 10.000 inwoners en 7 graden voor een stad met 200.000 inwoners.

Het gevoel van grenzeloosheid wordt groter wanneer voorbij de 5,7 miljoen een grens wordt gepasseerd; de continentstad wordt een metropool. Europa telt vier metropolen: Parijs, Istanboel, Londen en Moskou. Het kenmerk van deze metropolen is de enorme grootte van het negentiende-eeuwse centrum welke bij de vier genoemde steden een diameter heeft van tien kilometer. Ter vergelijking: de negentiende-eeuwse centra van de europolen Madrid en Berlijn hebben een diameter van ongeveer vijf kilometer.

Het begrip metropool is een begeerlijk predicaat dat veel bestuurders maar al te graag gebruiken om hun stad op de kaart te zetten. De inwoneraantallen worden flink opgeschroefd door ook de landelijke gebieden mee te rekenen. Zo wordt bij de metropoolregio van Amsterdam alle inwoners van Noord-Holland en Flevoland meegerekend waardoor de metropool Amsterdam 2,6 miljoen inwoners heeft. Dan lijkt het of Amsterdam zo groot is als een kwart van Parijs (agglomeratie 11 miljoen) maar dat is toch wel te flatteus. Wanneer kunnen we echt spreken van een metropool of een europool?

Hiervoor hanteer ik de volgende simpele regel. De naam van een categorie is geëigend als een stedelijk gebied voldoet aan het minimaal aantal inwoners van een categorie en als het gebied minimaal één hoofdstad heeft met een inwoneraantal (inclusief agglomeratie) van een lagere categorie. Verder geldt ook nog de regel dat in het stedelijk gebied niet meer dan een kwart van de bevolking mag wonen van het land omdat anders het stedelijk gebied meer geïdentificeerd gaat worden met het land zelf.

Als we met deze voorwaarden naar onze Randstad kijken, dan zijn de 7,1 miljoen Randstedelingen ruim voldoende voor een metropool maar de hoofdstad Amsterdam haalt inclusief haar agglomeratie niet de grens van een europool (2,2 miljoen). Amsterdam komt met 1,4 miljoen niet verder dan een hoofdstad en de Randstad zou dan een europool kunnen zijn. Maar een probleem met de Randstad is dat een eenduidig bestuur ontbeert (Holland is op provinciaal gebied opgeknipt) en verder is het een misser dat de internationale stad Den Haag geen station heeft voor de hogesnelheidslijn. Maar het grootste probleem van de Randstad als metropool is dat in de Randstad bijna de helft van de Nederlandse bevolking woont waarmee de Randstad min of meer gelijk is aan Holland. Nederland is te klein voor de Randstad of de Randstad is te groot voor Nederland.

Een ander voorbeeld: Groot-Manchester heeft met 2,7 miljoen inwoners voldoende voor een europool maar de hoofdstad Manchester piekte in 1931 op 766.000 inwoners wat niet voldoende is voor een internationale stad (832.000). Manchester kan zich niet meten met echte europolen zoals Hamburg of  Milaan.

Ook het Duitse Ruhrgebied is niet de toeristentrekker zoals de europolen Athene, Madrid of Napels. Het Ruhrgebied komt 5,3 miljoen inwoners in de buurt van een metropool (5,7 miljoen) maar de grootste steden – Essen, Duisburg en Dortmund – komen niet verder dan een half miljoen inwoners: het Ruhrgebied is zelfs geen europool. Wanneer we het Ruhrgebied samentrekken met Düsseldorf, Keulen en Bonn, krijgen we een stedelijk gebied met 10 miljoen inwoners en omdat de grootste stad Keulen 1 miljoen inwoners telt (hoofdstad) mogen we het totale gebied één categorie opschalen: het Rijn-Ruhrgebied is net als Hamburg en Berlijn een europool.

New York skylinem Midtown

Skyline van Midtown in New York met op de achtergrond Downtown

zakendiscrict Manilla

Steden vergroten het contrast tussen arm en rijk wat in de ontwikkelingslanden schrijnend zichtbaar is. Op de foto staat het financiële district van Manilla met daarvoor een sloppenwijk. Een derde van alle huidige stedelingen woont in een sloppenwijk.

Dankzij de industrialisatie konden de steden doorgroeien naar metropolen, maar rond 1970 was het hefboomeffect van de industrialisatie in de westerse wereld uitgewerkt. Het autogebruik liep tegen een plafond, elk huishouden had een televisie, koelkast en de vruchtbaarheid begon te dalen. In 1970 waren er de drie stedelijke agglomeraties in de wereld met meer dan 10 miljoen inwoners: Tokio (17,9), New York (15,1) en Shanghai (11,2). Er was een nieuwe impuls nodig om de metropoolgrens van 15 miljoen inwoners te doorbreken.

Die innovatie kwam op het juiste moment: met de computer, internet en de mobiele communicatie werd de arbeidsproductiviteit verhoogd en konden de wereldbevolking en de steden doorgroeien.

De digitalisering heeft de wereld ingrijpend veranderd. Het zwaartepunt van de economie verschoof van de productie naar de dienstverlening: de fabrieksarbeider werd een kenniswerker. De vrije markteconomie won het van het door de staat geleide economie waarmee de ideologie van het communisme ten dode was opgeschreven. De wereld werd een global village, burgers werden consumenten en de overheid een dienstverlener.

De mondige burger bevrijde zich uit de zuilen en eiste vrijheid en gelijke rechten. Maar individualisering gaat lastig samen met het broederschap; op zijn best veroorzaakt een moderne burger geen overlast bij een medeburger maar dat is iets anders dan solidariteit. Hierdoor wordt de basis van de sociale voorzieningen, het pensioenstelsel en de ondersteuning van de zwakkeren aangetast. De nieuwe generaties stedelingen – van hippies tot punkers, van yuppen tot hipsters – propageerden de mentaliteit van do it yourself. Een logge staat die haar burgers pampert is in een grenzeloze wereld een rem op de ontwikkeling. Het belemmert bijvoorbeeld de instroom van vreemdelingen omdat de vluchtelingen vaak bovenmatig gebruik maken van de sociale zekerheden. Een grenzeloze multiculturele wereld gaat niet samen met een nationaliteit en zekerheden. In de digitale wereld is kennis nagenoeg gratis beschikbaar en iedereen kan met een computer een andere taal leren, een muziekstuk maken, een webwinkel starten of een boek uitgeven. Internet democratiseert de wereld; iedereen heeft gelijke kansen en dus is het ieders eigen verantwoordelijkheid dat hij of zij zijn kansen benut. De keerzijde hiervan is dat de kansarmen en laagopgeleiden aan hun lot worden overgelaten.

De digitale wereld bestaat uit netwerken en in een netwerk zijn de knooppunten de brandpunten waar de informatie samenkomt. Omdat letterlijk de stadscentra de fysieke manifestaties zijn van deze knooppunten, trok de nieuwe generatie succesvolle hoogopgeleide mensen weer naar de stad waardoor de uitgeholde centra in de jaren negentig weer tot leven kwamen. Dit proces dat men gentrificatie noemt, gaf de impuls aan de bouw van glanzende kantoren, designwinkels, boulevards en het opknappen van oude volkswijken. Aan de andere kant verschraalt het perspectief aan de onderzijde. Sommige mensen zien een doembeeld van een dickeniaans A Tale of two Cities: één voor de rijken en één voor de armen.

kaart new york 2010 met de etniciteit per wijk

Een kaart van New York met de etniciteit van de wijken.

Door de Digitale Revolutie verandert de klassenmaatschappij in netwerkachtige gemeenschappen waar de nationalistische en ideologische identiteiten worden vervangen door persoonlijke identiteiten zoals etniciteit, seksuele geaardheid en huidskleur. In de steden zien we dit in de gettovorming, achterstandswijken, homo-uitgangsgebieden en het verschijnsel witte en zwarte scholen.

Het karakter van een netwerk zien we in de stad bij de grens van 15 miljoen. Als een metropool deze grens overschrijdt, kunnen we de voorsteden geen forensenplaatsen meer noemen omdat deze op zichzelf autonome miljoenensteden zijn. De 15-miljoengrens zien we terug in het bestuur; de grootste stad ter wereld die als één geheel wordt bestuurd is Shanghai met 17,8 miljoen inwoners. Voorbij de 15 miljoen wordt een bestuurlijke grens gepasseerd en spreek ik van een clusterpolis. Een clusterpolis is een stedelijk gebied ter grootte van de ongeveer de helft van Nederland welke in zijn geheel geïdentificeerd kan worden met één metropool.

In 2015 waren er in de wereld 21 clusterpolen en van klein naar groot zijn dat Bangkok, Buenos Aires, Calcutta, Caïro, Lagos, Dhaka, Greater Los Angeles Area, Groot-Osaka, Peking, São Paulo, New York Metropolitan Area, Mexico-Stad, Manilla, Bombay, Karachi, Seoel, Delhi, Jakarta, Shanghai (de clusterpolis telt 23 miljoen zielen) en de grootste clusterpolis is Groot-Tokio. De stad Tokio is een metropool met 9 miljoen inwoners welke samen met de miljoenensteden Yokohama, Kawasaki en Saitama de clusterpolis Groot-Tokio vormen met 39,5 miljoen inwoners.

Tokio Shibuya

Tokio is met 39 miljoen inwoners de één-na-grootste stad van de wereld. De stad mist een beeldbepalend gebouw of skyline, maar misschien is het passende beeld wel de georganiseerde chaos van een mierenhoop.

De volgende grens ligt bij de 39 miljoen inwoners. Voorbij dit aantal kan één metropool niet meer het karakter van een clusterpolis typeren. Zo’n supercluster van steden noem ik een megalopolis.

Deze term werd in 1957 voor het eerst gebruikt door Jean Gottmann voor het sterk verstedelijkte gebied aan de Amerikaanse Oostkust dat loopt van Boston, New York, Philadelphia, Baltimore tot aan Washington dat de weinig aansprekende naam BosWash kreeg. In 2000 had dit gebied 50 miljoen inwoners. De term megalopolis werd vervolgens ook gebruikt voor vergelijkbare gebieden in Noord-Amerika zoals het gebied van Pittsburgh tot Chicago en andere gebieden. De structuur van zulke stedelijke gebieden wordt vaak bepaald door het transport, bijvoorbeeld de spoorwegen, bevaarbare rivieren of kanalen of kustvaart. Dit verklaart de vaak langgerekte vorm van megalopolissen.

Geografen identificeren op veel plaatsen een megapolis maar het is de vraag of de inwoners het ook echt als één samenhangend stedelijk gebied ervaren. Zo lijkt de Blauwe Banaan - een voorgestelde megalopolis in West-Europa (93 miljoen inwoners) die loopt van Machester, Londen, Randstad, Vlaamse Ruit, Rijn-Ruhrgebied, Frankfurt en Rijn-Maingebied, Bazel, Milaan en Turijn – niet meer dan een toevallig patroon.

Een megalopolis moet mijns inziens voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • De megalopolis moet een gangbare naam hebben die door de inwoners wordt gebruikt.
  • De megalopolis moet in één land liggen of de inwoners moeten dezelfde taal, religie, cultuur en etniciteit delen.
  • Het stedelijk gebied moet meer dan 39 miljoen inwoners hebben.
  • De megalopolis moet uit meerdere metropolen bestaan.
  • Het gebied moet een bevolkingsdichtheid hebben van tenminste 800 inwoners/km².

De laatste voorwaarde is een maat voor de beleving van volheid en deze druk ik uit in de bevolkingsdichtheid. Nederland heeft 404 inwoners per km2 maar Nederland als geheel kunnen we geen stadstaat noemen. De Randstad heeft een dichtheid van 850 inwoners/km² en ervaren we wel als een stedelijk gebied. Met de voorwaarde van minimaal 800 inwoners/km² vallen de voorgestelde megalopolis Blauwe Banaan (300 inwoners per km2) en BosWash (360 inwoners/km²) af.

Megalopolen Taiheiyo Belt en BosWash vergeleken

Nachtelijke satellietfoto van de megalopolis BosWash (boven) en de Taiheiyo Belt.

Met de opgesomde voorwaarden bestaat er als ik streng ben, één megalopolis: de Parelrivierdelta in China. Dit is het grootste stedelijke gebied ter wereld met de metropool Kanton (Guangzhou). Er wonen 47 miljoen mensen en door het eraan vastgegroeide Macau en Hongkong kunnen met we met in totaal 55 miljoen inwoners (1400 inwoners per km2) met recht spreken van een megalopolis. Dat Hongkong en Macau speciale administratieve regio’s zijn van de Volksrepubliek China is geen beletsel voor een megalopolis omdat de 95% van Macaus en Hongkongers van oorsprong Han-Chinees is.

Een ander vaak genoemd voorbeeld van een megalopolis is de Japanse Taiheiyo Belt (83 miljoen inwoners, 1100 inwoners/km²). De grote steden van deze gordel – o.a. Tokio, Osaka, Nagoya Kyoto, Kobe, Hiroshima – zijn verbonden met hogesnelheidslijnen. Het is de vraag of deze megalopolis ook echt als zodanig wordt beleefd aangezien twee derde van de Japanse bevolking er woont en de inwoners van de Taiheiyo Belt zich dus meer identificeren met Japan als geheel. De Taiheiyo Belt valt dus – net als de Randstad - tussen de wal en het schip. De situatie in Japan is een gevolg van het vruchtbare bergachtige landschap waardoor de steden op de smalle en vlakke kuststroken zijn gebouwd. Iets soortgelijks geldt door Taiwan (650 inwoners/km²) en Java (864 inwoners/km²).

De hoogste trede van de stedelijke gebieden is de deltapolis. Dit is niet zozeer een immens stedelijk gebied maar meer een zeer uitgestrekt en dichtbevolkt land waarvoor dezelfde voorwaarden gelden als die van een megalopolis alleen moet het gebied tenminste 102 miljoen inwoners tellen en tenminste één metropool (meer dan 5,7 miljoen inwoners) bevatten. Alleen de grootste rivierdelta’s kunnen 102 miljoen monden voeden. De volgende gebieden zijn een deltapolis:

  • Gangesdelta met de kern Dhaka
    Feitelijk de staat Bangladesh
    156 miljoen inwoners
    1127 inwoners/km²
  • Jangtsekiangdelta met de kern Shanghai
    140 miljoen inwoners
    1400 inwoners/km²
  • Nijldelta met de kern Alexandrië
    39 miljoen inwoners
    1625 inwoners/km²
    Heel Egypte (83 miljoen inwoners) kan als een deltapolis worden beschouwd.

De dichtbevolkte Nigerdelta heeft geen metropool en is geen deltapolis.

Jeroen Visbeek, januari 2016

Tot slot nog een fascinerende serie foto's, gemaakt door Airpano met een vissenooglens.

Foto van Airpano met een vissenooglens van Berlijn

Berlijn

Foto van Airpano met een vissenooglens van Chicago

Chicago

Foto van Airpano met een vissenooglens van Dubai

Dubai

Foto van Airpano met een vissenooglens van Hongkong

Hongkong

Foto van Airpano met een vissenooglens van Madrid

Madrid

Foto van Airpano met een vissenooglens van Mexico-Stad

Mexico-Stad

Foto van Airpano met een vissenooglens van New York

New York

Foto van Airpano met een vissenooglens van Parijs

Parijs

Foto van Airpano met een vissenooglens van Praag

Praag

Foto van Airpano met een vissenooglens van Rome

Rome

Foto van Airpano met een vissenooglens van Shanghai

Shanghai

Foto van Airpano met een vissenooglens van Valencia

Valencia

Foto van Airpano met een vissenooglens van Venetie

Venetie

Foto van Airpano met een vissenooglens van Wenen

Wenen

Deel deze pagina
disclaimer en privacy Contact website bijgewerkt: 3 juli 2024 © 2004-2024