De nieuwe ruime stationshal van Utrecht Centraal is eigenlijk niet veel meer dan een grijze stalen hal.
Toen ik vorige week boodschappen deed in de verbouwde Albert Heijn in de Wibautstraat dacht ik terug aan de tijd dat ik nog werkte als bouwkundig projectleider voor Appie. In die tijd (1998) werd een omslag gemaakt naar een nieuw winkelbeeld en ik zie dat de trend die toen is ingezet tot in de finesse is doorgezet. De moderne Albert Heijn is een heuse belevenis. Nadat ik bij de ingang de beveiliger heb gepasseerd zie ik in rekken MP3-spelers liggen voor een audiotour, oh nee het zijn slimme handscanners. Vervolgens betreed ik een overzichtelijke ruimte met gedimd licht. Er stroomt een golf van rust over mij heen. Rustig bekijk ik de producten op de schappen welke subtiel worden belicht. Elk product ziet er uit als een uiterst verzorgd kunstwerkje. De prachtige verpakking is verrijkt met informatie, alles is ready to cook or ready to eat. Maar van geen enkel product kan ik nog de link leggen met iets dat op of in de grond heeft geleefd. Deze supermarktbelevenis lijkt wel een museum.
Datzelfde gevoel heb ik ook bij winkels als Ekoplaza en Marqt. Het concept is uitgedacht, de inrichting wekt een schijn op alsof je een leuk buurtsupertje bent binnengelopen uit vervolgen tijden, maar deze ecologische foodcentra zijn artificieel. In een echte natuurwinkel moet een kat rondlopen, er moet een rommelig prikbord hangen met newagecursussen en je moet af en toe iemand zien binnenlopen met de verse producten die rechtstreeks van het land komen. Dit soort winkels worden in Amsterdam steeds zeldzamer. Wat is hier aan de hand?
We leven in het 180-jarige vissentijdperk waarin gelijktijdig het 180-jarige watermantijdperk in de nachtfase zit. Deze twee tekens – Vissen en Waterman – staan voor vervreemding (Vissen) en kunstmatigheid (Waterman). We raken vervreemd in de kunstmatige wereld. Neem bijvoorbeeld de supermarkt in de Wibautstraat waar ik al 17 jaar gebruik van maak. Eerst zat er een A&P, toen kwam er een C-1000, toen AH en deze is alweer verbouwd. Door de constante verandering raak ik onverschillig; als er morgen een Jumbo of Intermarché in komt, vind ik het ook best.
Dat gevoel van losraken van de aarde heb ik ook bij de nieuwe centrale bibliotheek van Amsterdam op het Oosterdokseiland. Het prachtige gebouw heeft sinds de opening in 2007 de dalende trend van het ledenaantal kunnen keren maar na tien jaar heb ik nog steeds het gevoel dat ik niet in een bibliotheek ben. Het gebouw is zó ruim opgezet, dat de boekenkasten verdrinken in de leegte. Op de roltrappen vol ik mij nietig in de schaal van het gebouw. Waar staat de collectie? Hé, zag ik die jonge medewerker achter de infobalie gisteren nog bij het Kruidvat werken of vergis ik me? Een tempel van kennis of een warenhuis: wat is tegenwoordig nog het verschil? De nieuwbouw werkt als een magneet voor scholieren en studenten die er hun huiswerk maken en omdat zij fysiek en energetisch de meeste ruimte innemen bekruipt mij het gevoel dat ik er zoekend naar boeken niet thuis hoor. Hoe anders was het voor de verhuizing, op de Prinsengracht. Dat gebouw was krap, stoffig, bruin, rommelig, maar het ademende de sfeer van een echte bibliotheek.
Als bouwkundig ingenieur geef ik toe dat zo’n nieuwe bibliotheek of de moderne winkels van Albert Heijn met smaak zijn ontworpen. De vormgeving is krachtig doch simpel en de afwerking is niet goedkoop. Maar de keerzijde van de industriële trend is een ongezelligheid die kan overgaan in steriliteit. Dat zie ik ook in de nieuwe stations.
Recent is Utrecht Centraal op de schop gegaan. Het oude station was een gedrocht dat onzichtbaar was samengepakt met Hoog Catharijne. De nieuwbouw voelt als een verademing maar er is ook een verhaal uit de stad verdwenen. In het oude station zag je de historische ‘aardlagen’: de oude perronkappen met zijn klinknagels stamden nog uit de tijd van de stoomtreinen, een andere laag bestond uit vieze hoekjes waar ooit junkies en zwervers rondhingen, wie goed oplette zag dat de kleine stationshal uit jaren zeventig, in 1989 is uitgebreid met een nieuwe stationshal gesitueerd over de sporen. Hoewel het mozaïek absoluut niet de schoonheidsprijs verdiende, was het complex een soort levende mierenhoop dat organisch was gegroeid. Maar de tijden veranderen en we willen geen onveilig brouwsel meer en dus werd de historie vernietigd en heeft het verweesde Prorail er een steriele stalen hal neergezet zonder enige persoonlijkheid. Schilder het blauw en geel en je loopt in de Ikea. Ik ben gek op treinen en stations maar van deze ov-terminal word ik niet koud of warm. Het is louter functioneel ontworpen als een wegwerpproduct. Als over tien jaar de glans er af gaat, komt er weer iets nieuws, net als bij mijn supermarkt. Waterman en Vissen zijn de fases van na de dood van Steenbok. Waterman bevrijdt zich uit het oude lichaam van Steenbok en Vissen lost de ziel op en dat geeft een gevoel van kunstmatigheid en vervreemding.